De merkwaardige signatuur van het portret van Ad Grimmon, ‘Lafadons Gaarlem 1932’, liet me niet los. Het leek me dat dit een anagram moest zijn, met een verwijzing naar Haarlem. Ik had er de afgelopen maand vaak op gepuzzeld, maar alle mogelijke varianten leverden niets logisch op. En toen stond het er vandaag ineens: ‘G. de la Mar A. Alfons’.
Dat was een interessante uitkomst. Eerder had ik me afgevraagd hoe (Adriaan Alphonsus) Grimmon in 1947 aan de particuliere opdracht van Piet Grossouw en Fien de la Mar voor Fien’s Theater De la Mar was gekomen; met uitzondering van Pastoe had ik alleen nog publieke opdrachtgevers gevonden. Maar als Grimmons’ portret al in 1932 door een De la Mar was gemaakt, kon dat betekenen dat hij de familie al voor de oorlog goed kende. Dat Piet Grossouw aan het Molenpad over de vloer kwam, waar Grimmon vanaf 1938 zou wonen, had ik van architect Marina Roosebeek gehoord; haar vader kwam er ook.
In de stamboom van de familie De la Mar vond ik Gerhardus Johannes (Geer) de la Mar, geboren in 1886 in Arnhem. Geer werkte in 1912 als meubelmaker in Amsterdam; later ging hij naar Haarlem (Gaarlem!), waar hij in 1974 overleed. Hij zou Grimmon in de jaren ’20 al kunnen hebben gekend, misschien zelfs eerder. Medio jaren ’10 betrok de gemeentelijke dienst Publieke Werken immers tal van vaklieden bij de stadsuitbreidingen, mogelijk hoorde De la Mar daar evenals Grimmon, ook bij.
Ik zocht contact met een kleinzoon van Geer de la Mar, waarbij enige onduidelijkheid ontstond; hij kende zijn opa als ‘Nap’, genoemd naar de vader van Fien. Het kan niet anders dan dat neef Geer (bijgenaamd Nap) en nicht Fien (dochter van Nap) in Amsterdam contact met elkaar hadden.
Geer de la Mar was geen professioneel kunstenaar, maar kon volgens zijn kleinzoon erg goed tekenen. Schilderijen zijn hem niet bekend. Als mijn oplossing klopt, moet het een signatuur voor de gelegenheid zijn geweest: dit pseudoniem, waarin de namen van de maker en de geportretteerde zijn verweven, is natuurlijk niet bruikbaar voor anderen schilderijen. Hoewel ik helemaal overtuigd raakte van mijn kunsthistorische wapenfeit, keek ik toch nog eens in de database van het Amsterdam Museum. Lafadons of Lafedons, beide namen werden vermeld. De signatuur ’Lafedons’ zou mijn theorie geheel onderuit halen; ik moest het schilderij maar eens gaan bekijken in het collectiedepot.
© Archief Grimmon, 20 maart 2013