Een paar jaar geleden werd een imposant glas-in-loodraam ‘herplaatst’ in de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) aan het Oosterdok. Opdrachtgever, inrichting, ontwerper, iconografie, datering, latere oplevering: alles wees er na verder onderzoek op dat het raam voor de eerste Openbare Leeszaal en Bibliotheek aan de Keizersgracht 444-446 in 1919 was gemaakt door Ad Grimmon. Er was echter nergens te vinden waar het raam in dat gebouw oorspronkelijk kon zijn geplaatst. Het is nu bijna niet voorstelbaar hoe verwaarloosd de Amsterdamse binnenstad was toen het grootste deel van de bibliotheek in 1985 van de oude panden aan de Keizersgracht naar de nieuwbouw aan de Prinsengracht verhuisde, maar indertijd was de werkloosheid groot, inwoners en bedrijven verlieten de stad, grachtenpanden verpauperden enorm. Dat veranderde in de jaren ’90, de periode waarin de gemeente de gebouwen verkocht en de Rotterdamse architect C.P. van Heerden een verbouwingsplan voor (de huidige) appartementen maakte in opdracht van de daartoe opgerichte V.O.F. De Witte Keizer.
Om te achterhalen voor welk gebouw het raam oorspronkelijk was gemaakt had ik het spoor terug gevolgd. Het kwam in 2007 in de kelder aan het Oosterdok terecht vanuit de vorige locatie van de bibliotheek aan de Prinsengracht 587. Daar had toenmalig directeur Hans van Velzen een klein bibliotheekmuseum laten bouwen en het raam, dat hij na de verhuizing van de bibliotheek vanuit Keizersgracht 444-446 had meegenomen, als begrenzing van dat museum laten plaatsen, min of meer boven de krantenzaal. Hoewel ik indertijd vaak in de Prinsengrachtbibliotheek kwam kan ik me het raam dat daar jarenlang te zien moet zijn geweest niet herinneren; omdat er weinig licht doorheen kwam moet het nauwelijks zijn opgevallen.
Eind 2024 kreeg ik de gelegenheid om in de panden aan de Keizersgracht te zoeken naar de locatie waarvoor Ad Grimmon het grote, vijfdelige glas-in-loodraam van 390 x 250 cm oorspronkelijk moest hebben gemaakt. De appartementen op nummer 444 (rechts) en 446 (links), in de panden van 28 meter diep, zijn nu verbonden via een centrale entree en lange gang met halverwege een prachtig trappenhuis, dat gezien de vormgeving van de houten leuningen en borstwering dateert uit de verbouwing van 1918, ontworpen en uitgevoerd door Publieke Werken en ingericht en gemeubileerd door ‘architect-intérieur’ Ad Grimmon. Alleen op de eerste verdieping is de bijzondere scheidingswand van helder glas-in-lood, voorheen op alle verdiepingen, nu nog aanwezig; het daglicht valt de kamers er diep binnen. Ook langs de trappen zijn er nog glaswanden – elders in het gebouw zijn deze wanden allemaal verdwenen.
Verbouwingen Keizersgracht 444 (rechts) – 446 (links): 1880 Gasbureau, 1918 Dienst der Publieke Werken Amsterdam, 1993 V.O.F. De Witte Keizer.
Ik kon nergens in het pand voldoende ruimte vinden voor een raam van het formaat van dat van Ad Grimmon, maar er was wel documentatie beschikbaar van de verbouwingen in 1880, 1918 en 1993. Daaruit werd duidelijk dat de vertrekken en de beglaasde tussenwanden daarin in 1918 vooral flink opgeknapt waren en verder nauwelijks gewijzigd. De werkelijke ontwerpopgave was het samensmeden van beide panden tot één geheel geweest. De oplossing daarvoor werd gevonden in het verruimen van het trappenhuis van nr. 444 met verbreding van de doorbraak tussen beide panden. Voor toetreding van daglicht en ventilatie kon gebruik worden gemaakt van de ramen in de wand van de lichthof, boven de berging van nr. 446 op de beletage. De zorgvuldige detaillering van trapleuningen, borstweringen en binnenramen langs de trappen maakten het trappenhuis het indrukwekkende en rustige hart van het geheel, waarvoor indertijd zoveel waardering was geweest. Het grote glas-in-loodraam van Ad Grimmon kwam in 1919 in de plaats van de oude ramen aan de lichthof op de eerste verdieping – boven de bel-etage met de kamer van de directeur, tevens bibliothecaris, aan de gracht.
Bij de verbouwing in 1993 zijn de verdiepingen op nr. 446 gesplitst in rug aan rug appartementen, met voldoende daglicht aan de voor- dan wel achterzijde. Hierdoor werd de functie van de lichthof minder essentieel en kon de verdiepingsvloer van het appartement aan de achterzijde van het gebouw op de eerste verdieping over de lichthof worden doorgetrokken en voorzien van een nieuwe entree met een simpele, kleine toegangsdeur zonder lijstwerk. Dat was mogelijk nadat het raam, dat in 1919 was toegevoegd, weer was verwijderd – en overgebracht naar de nieuwe Prinsengrachtbibliotheek. Sindsdien valt daglicht in het trappenhuis via de koepel die op het dak werd toegevoegd.
Verhuizing bibliotheek 1985
Nu de bouwkundige ontwikkeling van de panden duidelijk was geworden en ik het interieur had kunnen bekijken drong tot me door dat ik al jarenlang een foto had waarop ik de locatie van het raam van Ad Grimmon had kunnen zien, maar niet had herkend. De foto is gemaakt in 1985, tijdens de verhuizing van de bibliotheek van de Keizersgracht naar de Prinsengracht, aan de andere kant van het binnenterrein. Op deze foto zijn de vier onderste delen van het raam tegenover de trap te zien, ze hebben het juiste formaat en de onderdelen hebben de juiste verhouding ten opzichte van elkaar. Ook de beide kozijnen, met handgrepen om ze te openen naar de lichthof, zijn zichtbaar; hierdoor kwam behalve licht ook frisse lucht in het trappenhuis. De bibliotheek is in 1985 niet in één keer verhuisd; er bleven nog enkele afdelingen achter tot ook zij naar de Prinsengracht overgingen. Het raam is vermoedelijk pas in 1990, aan het einde van deze periode, naar de overkant gebracht; het moest uit het kozijn worden gesloopt en zal een gat van enkele vierkante meters in de wand hebben achtergelaten.
Het raam was een bijzondere toevoeging aan het gebouw aan de Keizersgracht, het maakte indruk; een oud-OBA medewerkster herinnerde zich ruim dertig jaar nadien nog ‘hoe de uil naar haar keek als ze in de Keizersgracht 444 de trap op liep’.
Rechts: impressie van het raam op de plaats waarvoor het was gemaakt
Het raam is door de jaren heen bewaard gebleven en steeds als bijzonder herkend. Glazenier Nico Hafkamp die het in 2021 herstelde, had iets dergelijks ook niet eerder gezien. Hij noemde de fragiele panelen bijzonder kwetsbaar en was sporen van eerdere restauraties tegengekomen. De kozijnen, in de Prinsengrachttijd oker en later hardblauw geschilderd, zijn bij de restauratie ‘Amsterdams groen’ geworden.
Sinds november 2021 is het raam permanent opgesteld op de vijfde verdieping van de OBA, waar het in een vrijstaand frame is geplaatst tegen een verlichte witte achtergrond. Net als indertijd waren de middelen van de bibliotheek ook nu beperkt en bleek het lastig om een oplossing te vinden waarbij de prachtige, nog altijd heldere kleuren optimaal tot hun recht komen in daglicht.
Opstelling van het raam op de vijfde verdieping van de OBA, sinds 2021
Andere bijzonder kleurige, symmetrisch opgebouwde glas-in-loodramen van Ad Grimmon zijn in de Schreierstoren te zien geweest. Deze opmerkelijke ramen bevatten het blokjesmotief dat Grimmon vaker gebruikte in zijn werk, zoals kunsthistoricus Frans van Burkom dat eerder had herkend. Het is ook te zien op de vlag van de Bickersschool die Ad Grimmon in 1916 had getekend. Jaren geleden trof Van Burkom twee van deze ramen (waarvan één bijgesneden) aan bij de schoonzoon van een oud-medewerker van het Havenkantoor, die ze bij zijn pensioen had meegekregen.
Een van de ramen uit de Schreierstoren
Het Havenkantoor was sinds 1835 gevestigd in de Schreierstoren. In 1917 maakte de Gemeentelijke Havendienst plannen voor uitbreiding van de dienstruimte van de toren; wellicht heeft Ad Grimmon de ramen voor deze verbouwing ontworpen. De Havenmeester vertrok op 13 mei 1960 naar het nieuwe Havenkantoor aan het IJ; alle inbouwen in de toren werden verwijderd bij een ingrijpende restauratie in 1966. Mogelijk zijn de ramen van Ad Grimmon bij deze gelegenheid weggegeven. Waar ze indertijd precies waren geplaatst en waar ze uiteindelijk zijn gebleven is niet bekend.
@ Archief Grimmon, 22 november 2024, update 2 december 2024